Interview Aalt Toersen.                                                                                                 

  Januari 2021

                                                                                                                                                                                                                                                         

Ook Aalt stamt uit de beginperiode van de 50cc klasse. Samen met Jan de Vries werd hij door dhr. Van Veen geselecteerd om de 50cc van Veen Kreidlers te gaan bemannen. Dat dhr. van Veen geen verkeerde keuze had gemaakt werd al snel duidelijk, want Aalt groeide uit tot een GP winnaar. In totaal won Aalt 6 GP's en zijn hoogste klassering in het WK was tweemaal een tweede plaats. Dit alles is nu ruim vijftig jaar geleden maar bij de oudere motorsportliefhebber zit dit alles nog vers in het geheugen. Om dit alles nog eens terug te beleven bezocht ik Aalt thuis in zijn woonplaats Nieuwe-Pekela en legde hem een aantal vragen voor.

 

1. Aalt, ben je gaan racen omdat je per toeval de oproep van dhr. van Veen las of was je dit al langer van plan?

Omdat ik van jongs af aan met brommers crostte en sleutelde maakte mijn moeder mij attent op een advertentie die dhr. van Veen in diverse bladen had geplaatst. Ze zei als je  wilt racen dan moet je hier maar op reageren. In die advertentie vroeg dhr. van Veen jonge rijders die de Kreidler racers wilden gaan bemannen. Ik heb toen gereageerd en met mij nog ruim 100 anderen. We moesten testrijden op Zandvoort. De rijder die voor mij aan de beurt was reed de Kreidler plat en zo kon ik die dag niet rijden. Later kreeg ik een tweede kans, maar dat was niet op de Kreidler met vijf versnellingsbak zoals de andere jongens ook hadden gereden, maar de 12 versnellingsbak. Ik kon er gelijk goed mee overweg en wist het motortje steeds in het juiste toerengebied te houden. Ook het gewicht en de lengte van de rijders werden gemeten en via een bepaald puntensysteem kwamen Jan de Vries en ik als eersten uit de bus.

 

2. Je werkte in die periode de hele week in de van Veen raceafdeling, woonde je toen ook in Amsterdam?

Ja, ik ging fulltime bij van Veen werken dus vertrok ik naar Amsterdam. Ik ben er begonnen met het repareren en richten van kromme frames. Ook de reparaties van schokbrekers kwam voor mijn rekening. In het begin werkten we hoofdzakelijk met standaard spullen van de Kreidler fabriek. Later ging ik samen met Jan Smit nieuwe frames en achtervorken bouwen. Beetje bij beetje werd alles steeds meer naar eigen inzicht aangepast of verbouwd.

 

3. Wie had in de beginjaren de leiding in de raceafdeling?

Dhr. Besseling was het hoofd van de raceafdeling en dhr. van de Born was de chef van de technische dienst. In het begin werkte ik dus meer voor dhr. van de Born toen ik de frames en schokbrekers repareerde. Maar later was ik steeds meer op de raceafdeling waar we na verloop van tijd ook veranderingen aan de motorblokjes gingen doorvoeren. We verlieten het motorblok met twee roterende inlaten en gingen aan het experimenteren met een enkelzijdige inlaat.

 

4. Werkten Jij en Jan de Vries uitsluitend aan je eigen fiets of ging alles gezamenlijk?

Jan de Vries werkte toen nog bij Jager in Leeuwarden en het werk op de raceafdeling werd hoofdzakelijk door Jan Smit en mij uitgevoerd. We concentreerden ons ook steeds meer op de motortjes en we probeerden meerdere motorblokjes op hetzelfde niveau te krijgen. Maar hoe nauwkeurig we ook werkten, het ene blokje was net iets sneller dan de andere.

 

5. Werd er gericht gezocht naar pk’s of was het gewoon een verandering doorvoeren en dan op de

testbank kijken wat het verschil was?

De beste manier om vermogen te krijgen is nauwkeurig werken.  En omdat we elk blokje, wat we hadden opgebouwd op de testbank kwam kreeg je ervaring en inzicht waarom soms het ene blokje sneller was dan het andere. Ook experimenteerden we veel met uitlaten. Zo heb ik voor een bepaald motorblokje vijf uitlaten gemaakt die echt van elkaar verschilden. Daarna werd er op de testbank gekeken welke uitlaat het beste was. Vervolgens werden er weer vijf uitlaten gemaakt die maar weinig verschilden, maar toch net iets anders waren dan de beste uitlaat en zo kwam je stapje voor stapje verder.

 

6. Wat boeide jou meer, het sleutelen of het racen?

Beide vond ik erg mooi. De techniek en het zoeken naar vermogen boeide mij heel erg, maar ook het rijden was een grote uitdaging. Op het circuit kwam pas echt tot uiting of je werk die week ervoor resultaat heeft gebracht. Alleen pk’s op de testbank zeggen niet alles.  Je moet ook trekkracht hebben, zeker wanneer je op buitenlandse circuits rijdt met heuvels.

 

7. In 1969 werd je tweede in het WK met 1 punt achterstand op Nieto, hoe kijk je daar op terug?

Ja dat was gewoon kl..ten natuurlijk en dat had ook nooit mogen gebeuren. In Ulster lag ik op kop, maar er liet wat polyester los in de tank, waardoor de benzinekraan verstopt raakte. In de laatste ronde stond ik drie keer stil en door snel de tankdop los te draaien en even flink in de tank te blazen kon ik weer even rijden. Helaas werd ik daardoor vijfde in die race en dat waren erg kostbare punten.

 

8. Na een meningsverschil met dhr. Van Veen over je financiële tegemoetkomingen heb je de van

Veen stal verlaten. Heb je daar ooit spijt van gehad?

Nee, ik niet ook al had ik het graag anders gezien. Maar dhr. van Veen schijnbaar wel want hij kwam later bij mij thuis en vertelde dat dit eigenlijk niet had moeten gebeuren. Maar naar driemaal te horen hebben gekregen dat ik dan maar moest gaan was voor mij de maat vol. Dhr. van Veen besefte nu schijnbaar dat niet alleen zijn eerste rijder maar ook een goed technicus weg was.

 

9. Hoe was dhr. Van Veen als mens?

Als leidinggevende van een groot bedrijf moet je natuurlijk zakelijk zijn en dat was hij ook. Maar soms moet je ook als mens kunnen denken en dat ontbrak wel eens bij dhr. van Veen.

 

10. Na de Kreidler periode ging je naar Jamathi, was die overgang niet erg groot?

Dat was een verschil van dag en nacht. Bij van Veen kwamen veel onderdelen van de Kreidler fabriek en bij Jamathi werd alles zelf gemaakt of bij elkaar gescharreld. Een ander verschil was dat je bij van Veen vaak toestemming moest vragen voor sommige dingen en dat was er bij Jamathi niet. Jan Thiel kon helemaal zijn eigen gang gaan, mits de financiën het toelieten.

 

11. Wat waren de sterke kanten van het kleine Jamathi team?

Wat ik in de vorige vraag al zei, Jan en Martin beslisten alles zelf. Daardoor kon er snel gehandeld worden wanneer er iets moest gebeuren. Maar de minder sterke kant was het altijd aanwezige geldgebrek. Een groot verschil met van Veen, maar de Jamathi was op dat moment wel razend snel en dat maakte veel goed. Ik startte in 1970 slecht op Francorchamps en ik vertrok als 1 van de laatsten maar won toch de race. Door de enorme adrenaline en de pk’s van de Jamathi kon ik die race winnen

 

12. Sleutelde je zelf ook aan de Jamathi’s?

Nee, na de van Veen periode ging ik bij Viscaal werken. Dat was een garagebedrijf die mij in dienst nam want ik moest wel de kost verdienen natuurlijk. Via Viscaal kon ik ook met de 125cc tweecilinder Suzuki rijden die dhr. in zijn bezit had.

 

13. Terugkijkend op je raceperiode, wie was jouw meest gerespecteerde rijder?

Dat waren er meerdere, want er zaten echt rappe jongens tussen in de lichte klasses. Maar wat mij bijgebleven is hoe snel Gilberto Parlotti ging op de Tomos. De Tomos was echt geen topfiets, maar Parlotti wist met veel stuurmanskunst veel andere rijders op veel beter materiaal bij te blijven.

 

14. Wat was voor jouw het mooiste circuit om op te rijden?

Dat is zonder twijfel Francorchamps. De enorme kick die je krijgt als je bij start finish naar beneden gaat en vervolgens vol gas door La Source om dan helemaal op de tank te worden gedrukt door de stijging van de baan. Zo’n bocht vind je nergens anders en dat maakt Francorchamps heel uniek.

 

15. Wat is het meest hilarische wat je hebt meegemaakt in de racerij?

Na enig nadenken vertelt Aalt: We gingen met het Jamathi team naar Opatya in een oude Chevrolet die bijna niet meer wilde schakelen. Jan Thiel reed en op een gegeven moment moesten we een berg op en de motor zakte steeds verder in toeren. Maar terugschakelen naar drie kon niet want dat duurde zo lang dat wij stil zouden vallen. Schijnbaar was dit al eerder voorgekomen, want er lagen blokken hout in de auto. Jan Thiel riep: Als we straks stilvallen dan springen jullie uit de auto en leggen jullie die blokken hout achter de wielen zodat we niet terugrollen. Zo gezegd zo gedaan en omdat we stil stonden kon Jan met veel gewurm de versnellingsbak weer in z’n 1 zetten. Zo zijn we in de eerste versnelling naar boven getokkeld, want overschakelen naar twee zou opnieuw stil vallen betekenen. Dit zijn dingen die je altijd bij blijven.

 

16. Wat is de fijnste fiets waar je ooit op gereden hebt?

Dat is moeilijk te zeggen. De Kreidler stuurde veel beter dan de Jamathi, maar was je eenmaal aan de Jamathi gewend dan kon je er net zo snel mee als de Kreidler. Elke fiets had zijn voor en zijn tegen. Ik denk dat het grootste verschil bij de rijder ligt, die moet zich weten aan te passen aan de fiets.

 

17. Kijkt Aalt met plezier terug op de racerij?

Ik kijk met heel veel plezier terug op mijn raceperiode met als absolute hoogtepunt de overwinning in 1970 op Francorchamps. Eerst mocht ik niet op Jamathi rijden i.v.m. het contract met dhr. van Veen. Toen die eindelijk zwichtte onder druk van de pers kon ik met de Jamathi de Kreidlers en de Derbi verslaan. Dat gaf veel voldoening.

 

18. Heeft Aalt nog wensen voor de toekomst?

Ja, dat ik 100 jaar mag worden, maar dan wel in goede gezondheid. Verder wil ik, wanneer corona voorbij is, in Frankrijk het wereldrecord op de kwart mijl verbeteren. Dat wil ik graag tot beneden de 15 seconden brengen. Ik ben er klaar voor, het fietsje staat klaar, nu alleen nog wachten op groen licht i.v.m. corona.

 

19 Volgt Aalt de GP's races nog steeds?

Ja ik volg alles, zowel de motoren als de F-1. Het boeit nog steeds.

 

20. Ziet Aalt ooit nog een Nederlander vooraan rijden in de GP racerij?

Als er iemand kans heeft dan is het Collin Veijer uit Staphorst. Hij is jong, ambitieus en heeft de goede mentaliteit. Ik volg hem al een tijdje en ik ben onder de indruk van dit mannetje.

 

21. Wat zou Aalt tot slot tegen de motorsportliefhebbers willen zeggen?

Minder computeren en je meer op de techniek richten. De computer hoort bij dit tijdperk, dus je moet wel bijblijven, maar naast de computer zijn er ook nog andere dingen in het leven. 1 daarvan is techniek, laat je handen maar wapperen.

 

Aalt, mag ik jou, namens alle motorsportfans van toen, hartelijk bedanken voor jouw optreden op de nationale en internationale circuits!

 

Groet Ben Looijen

 

Bazzer.nl