Interview Theo Bult

   september2012

                                                                                                                                                                                                                                                   

In 1972 kwam ik voor het eerst met de motorsport in aanraking  en helaas was Theo toen al gestopt met de actieve racerij. Ik heb hem dus nooit zien rijden, maar wel veel over hem gelezen. Nu velen jaren later zie ik Theo af en toe bij een classic evenement waar hij nog steeds als een "jonge vent" aan meedoet. Als de oudjes weer op een racer stappen dan is alles weer net als vroeger en gaat het gas weer vol open. Je ziet dat ze er van genieten en ze rijden alsof ze nooit weg zijn geweest! Laten we teruggaan in de tijd en lees de antwoorden van Theo op mijn vragen!

 

1. Theo, ik zie je regelmatig bij classic evenementen, hoe is het om na al die jaren weer terug op het circuit te zijn, het publiek te ontmoeten en dan ook nog even lekker gas te mogen geven?
Ja dat is natuurlijk geweldig, vooral omdat ik tijdens die demo´s van een aantal mensen de kans kreeg om op motorfietsen te rijden waar ik vroeger al van droomde. De mooiste herinneringen heb ik hierbij aan die jaren waarbij de Historic TT op de donderdagavond in de TT-week werd verreden en Egbert Braakman van het TT-bureau voor mij altijd een motorfiets regelde. Wat te denken van een Petty-Manx, de G50 van Alan Cathcart, een Norton Manx van Andy Molnar en de ABSAF BSA’s van Jan de Jong. Het hoogtepunt was natuurlijk de Centennial TT waar ik op de Yamsel van John Cooper heb gereden en de afgelopen jaren een enkele keer op de Yamaha’s van Ferry Brouwer en Michel du Maine. Ook het racen met de Aermacchi’s van Jan Kampen en Albert Jan Louwes was kicken net als op de kampioensmachine van Kenny Roberts tijdens de gezellige GP van Eext!

2. Het motorvirus gaat dus nooit over ?
Gelukkig niet!

3. We gaan terug naar het begin, hoe ben je in de sport terecht gekomen?
Ik was de jongste uit een gezin van tien met 5 broers die allen tweewielerminded waren! De stap om te gaan racen werd geboren tijdens de vele bezoeken in mijn jeugdjaren aan de Int. Motorraces in Tubbergen, met mannen als Hans Baltisberger,Siegfried Lohmann, Gunter Beer, Ernst Degner, Karl Hoppe, Robin Fitton, Frank Perris en mijn Nederlandse favorieten Cees van Dongen, Cas Swart en Jan Huberts. Na een bezoek aan de races in Hengelo( Gld) op mijn toenmalige straatfiets een Ducati Mach1, wilde ik weten of ik dit ook kon en besloot in de wintermaanden de Duc om te bouwen tot een “Hill-Ducati”. Mijn 1e wedstrijd was op Zandvoort in de 250cc nationaal in 1968.

4. Er waren toen nog veel stratencircuits, dat had natuurlijk zijn charmes, maar ook zijn gevaar. Aan welk circuit heb je de beste/mooiste herinneringen en welk circuit vond je eigenlijk maar niets?

Voorkeur voor bepaalde circuits had ik niet, wel had ik het gevoel op echte stratencircuits beter uit de voeten te kunnen dan op bijv. Zandvoort, en graag veel bochtenwerk zodat ik met mijn Hill-Ducati de Japanse tweetakt twins bij kon houden en soms verslaan zoals in Oldebroek in 1969! In Tubbergen de 250cc en 350cc internationaal winnen in 1971 was het absolute hoogtepunt voor mij op een stratencircuit.

5. Hoe vaak ben je Nederlandskampioen geweest en in welk jaar was dat?Viermaal Ned. Kampioen, dubbelkampioen 250/350 in 1969 en in 1970 en 1971 kampioen in de 350cc.

 6. Met welke motor reed je het liefste en waarom?
Ik rij graag op alles met twee wielen, maar goede herinneringen heb ik wat sturen betreft aan mijn Hill-Ducati en in latere jaren aan de Yamsels , Yamaha blok in Seeley frame.(Rijden op een één-wiel-fiets lukt ook, net als Henk van Kessel en Rob Bron!)

7. Sleutelde je zelf ook aan de motoren of werd alles door een monteur gedaan?
Samen met mijn vriend Gerrit Wilmink deden we al het sleutelwerk zelf in die jaren. Sleutelen was voor mij mede een reden om in de motorsport te gaan. De liefde voor techniek is er nog steeds, binnenkort neem ik afscheid (12 maart 2010 red.) van de Universiteit Twente afdeling Werktuigbouwkunde. Hier heb ik jaren met plezier gewerkt en kon ik van alle faciliteiten gebruik maken om mijn motoren in topconditie te brengen en te houden.

8. Wat waren je belangrijkste sponsors in die dagen?
Het “ Motorpaleis-Riemersma-racing team’’ was mijn eerste sponsor, Riemersma was de importeur van Honda in Nederland en het Motorpaleis in Rotterdam was verantwoordelijk voor de import van Yamaha. Nadat Honda als Honda-Nederland zelf het importeurschap op zich nam ging de sponsoring onder de naam Riemersma-Racing voor mij door. Racemanager bleef Rinze de Groot waar ik veel aan te danken heb! Jaap Timmer de toenmalige direkteur van garage Wander uit Assen heeft me een aantal jaren met vervoer gesteund.

9. Met welke andere rijders trok je het meest op?
Nationaal kon ik met iedereen wel overweg, bij het contact met de buitenlandse rijders schieten me namen te binnen zoals: Charles Mortimer, Jarno Saarinen, Dave Simmonds, Tony Rutter, Börje Jansson, Billy Nelson, Jack Findlay, Dieter Braun en Lothar John.

10. In die tijd waren er veel meer races dan tegenwoordig, hoeveel wedstrijden reed je gemiddeld per jaar?
Ik denk samen met de GP’s en de internationale wedstrijden ongeveer 20 -25 stuks per jaar.

11. Hoe beleef je het, wat gaat er door je heen als je voor de eerste keer tijdens de Dutch TT aan de start staat met meer dan 125 duizend toeschouwers?
Dat was wel schrikken toen ik bij mijn allereerste TT op de wedstrijddag uit de caravan op het rennerskwartier stapte, die mensenmassa´s op de taluds, ongelofelijk!

12. Hoe vaak heb je aan de Asser TT meegedaan?
In 1970 en 1971 had ik een dubbelstart in de 250 en 350cc. 4 keer in totaal dus.

13. Heb je ooit een volledig GP seizoen gedraaid?
Nee niet echt, meestal nam ik tijdens de zomer een paar maanden onbetaald verlof om aan een aantal GP’s deel te nemen.

14. De Grand Prix waren toen nog best primitief en het werd slecht betaald, nu is dat allemaal veranderd, wat is beter, het heden of het verleden?
In niets meer met elkaar te vergelijken, maar om niet in de klassieke fout van veel ouderen te vervallen door te zeggen dat vroeger alles beter was, ben wel blij dat ik die tijd heb meegemaakt! Ik heb er echt van genoten en kijk er met veel plezier op terug! Ik had het voor die tijd uitstekend voor elkaar en mocht dus niet klagen.

15. Welke Grand Prix rijder was je grote voorbeeld en bewonderde je het meest?
Voor dat ik zelf ging racen waren dat mannen als John Surtees, Mike Hailwood en Phil Read. In mijn actieve periode was ik helemaal enthousiast over Jarno Saarinen en Paul Smart (Small Part).
16. Waar en wanneer heb je de meest pijnlijke val gemaakt?
Mijn meest pijnlijke val was ongetwijfeld die in de eerste ronde van de 250cc tijdens de GP van Oost-Duitsland 1971 op de Sachsenring. Na de 350cc waar ik als laatste van start ging en als vierde eindigde, werd ik direct na de start van de kwartliterklasse in de stad Hohenstein-Ernstthal ” flink opgehouden” door Silvio Grassetti op MZ, nam iets teveel risico en ging er met zo´n 160 vanaf!!

17. Begin jaren 70 ben je gestopt met de racerij, wat was voor jou de reden om te stoppen?
De direkte aanleiding om te stoppen was de val in de 350cc tijdens de laatste kampioensraces in Vessem eind ’71. Hierbij liep ik een rugwervelfractuur op. De reden om te gaan racen was voor mezelf kijken of ik dit ook kon, omdat ik dit bewijs wel naar mijn idee geleverd had besloot ik er een punt achter te zetten. Het was mooi geweest!

18. Heb je later in je maatschappelijke carreire nog voordeel gehad dat je geraced hebt?
In mijn maatschappelijke carriëre niet echt, wel werd ik door de KNMV gevraagd lid te worden van de Centrale Sport Commisie, een functie die mij de mogelijkheid bood eens van de andere kant tegen de sport aan te kijken. Taken die hierbij hoorden waren bijv. het optreden als wedstrijdleider bij de diverse motorsportevenementen met in het voortraject de keuring van deze circuits.
Ook in deze functie vaak opgetreden als lid van de Int. Jury bij buitenlandse GP’s, hierdoor veel interessante mensen ontmoet. Daarnaast was ik vele jaren hoofd van Ridersinfo tijdens de TT, totdat..... ene Berni Ecclestone de hoek om kwam!!

19. Gramsbergen 2008, een aanrijding met Agostini. Was het niet een beetje dom om Agostini te laten stoppen terwijl jullie nergens van wisten, hij stak geen been uit of niets, draaide zomaar het gas dicht?
Bijna had ik kunnen vertellen dat ik Ago eraf gereden had.........gelukkig liep het voor ons beiden goed af!

20. In 2010 zal er in Oldebroek en Assen weer een classic/demo race reunie gehouden worden waar ik zijdelings mee help, kan ik Theo al vast op de deelnemerslijst zetten?
Ik ben nu samen met Ab Smit een replica van mijn 350 Yamsel aan het bouwen, in 1971 werd ik hiermee vierde in de eindstand van het wereldkampioenschap, wie weet is de machine klaar voor deze evenementen!

21. De Nederlandse motorsport zit momenteel in een diep dal, geen spraakmakende rijders met als gevolg geen belangstelling van de media enz enz. Wat moet er volgens jou gebeuren om het tij te doen keren.
Veel trainingsmogelijkheden creëren op echte circuits, ook het feit dat lekker motorrijden op de openbare weg steeds lastiger wordt zal de animo om te gaan cicuitrijden doen toenemen, hieruit zullen zeker weer talenten opstaan!

22. Zullen we ooit weer een Nederlander voorin zien finishen op Assen?
Ongetwijfeld!

23. Op welk circuit en op welke motor zou je graag nog eens een classic race rijden?
Op de oude Nürburgring, op de 6-cilinder Honda RC166, het was hier dat ik mijn allereerste GP in 1970 reed. Afgelopen jaar samen met zoon Axel op onze SP1 het parcours al verkend!

 

Theo, hartelijk dank voor dit interview.

M.vr.gr. Ben Looijen

 

Bazzer.nl