Interview Mar Schouten                                                                                               

  juli 2020

                                                                                                                                                                                                                                                                        

Ook Mar Schouten behoort tot de groep coureurs die in een ver verleden de Nederlandsche stratencircuits bestreed. Dit ging hem goed af en zo reed Mar in 1981 en 1982 de TT van Assen mee met als beste resultaat een zesde plaats in de 350cc klasse in 1981. Zijn motoren waren altijd snel en betrouwbaar en dat samen met zijn talent als coureur leverde dat 3 nederlandsche kampioenschappen op. Later, na zijn carriere als coureur werd Mar monteur voor het Team van Jan Huberts met als coureur niemand minder dan Wilco Zeelenberg. Alles bij elkaar een zeer lange loopbaan in de nationale en internationale motorsport.


1. Mar, hoe lang ben je actief geweest in de motorsport?

Ik ben 46 jaar actief geweest in de motorsport. Ik ben begonnen met brommerraces en geeindigd als monteur van diverse coureurs waaronder Wilco Zeelenberg, Barry Veneman en een paar Australische rijders.

2. Bij welke bond en in welk jaar ben je begonnen met de racerij?

Ben begonnen in 1967 met brommerrace in Woudrichem. Dit was maar 1 keer per jaar maar wel leuk. Je kreeg altijd veel prijzen en na zo’n dag ging Je met de kofferbak vol conserven van Hak naar huis. In 1969 begon het met echte wedstrijden bij de NMB in de 50 cc B klasse. Verschillende wedstrijden gewonnen. In 1970 ben ik naar de 50 cc A klasse overgestapt en ik heb toen ook nog twee jaar in de 125cc klasse gereden met een maico. In de 125cc klasse ben ik twee keer kampioen geweest.

3. Je was niet alleen coureur maar ook monteur, wat genoot je voorkeur of zag je beide samen als 1 ding?

Ons leven bestond maar uit 1 ding en dat was motorsport en alles wat daar bij hoort. In die dagen was je als coureur echt manusje vanalles, het 1 hoorde bij het ander.

4. De stratencircuits van toen waren niet echt ongevaarlijk en toch reed iedereen er. In hoeverre hield je rekening met dit gevaar?

Van het gevaar trokken we ons weinig aan. Boet zei altijd “Al staat er een boom midden op de baan, als je dat weet dan kun je er omheen rijden” We wisten niet beter en we reden waar het mogelijk was.

5. In welk jaar werd je Nederlands kampioen en in welke klasse was dat?

Ik ben drie keer Nederlands kampioen geweest. Dat was in 1984 en 1985 in de klasse 250 en 350cc. In de 250cc reed ik met een MBA en in de 350cc reed ik met een Yamaha.

6. Racen was in die dagen ook al duur en onmogelijk om alles uit je eigen zak te betalen. Hoe kwam je aan voldoende sponsoring?

Racen was financieel eigenlijk onmogelijk in die dagen en ik wilde stoppen met alles eind zeventiger jaren. Maar toen kwam er een sponsor, van Tilburg Peugeot uit Zaltbommel. Met deze steun kon ik een 250cc MBA en een 350cc Yamaha aanschaffen.

7. Als je meer geld tot je beschikking had gehad, zou dat je prestaties hebben verbeterd?

Met meer financiele middelen zou het zeker beter zijn gegaan. Het grootste probleem in deze sport is de financiële kant. Altijd in de stres om het geld. Na een seizoen de hele winter veel overuren draaien en zo snel mogelijk voor weinig geld je oude motoren verkopen. En weer met 100 % er tegen aan. Het leek wel een verslaving. Maar ik heb wel hele mooie tijden gehad toen.

8. Naast nationale en internationale races reed je ook enkele GP’s. Welke waren dat en was het nivo in de GP’s veel hoger dan in de internationale races in Nederland?

In 1981 en 1982 heb ik de TT van Assen en de GP van Spa Francorchamps gereden. De verschillen tussen de internationale races en de GP’s waren niet echt groot, je moest in beide catagorieen vreselijk je best doen om er bij te staan.

9. Op welk circuit reed je het liefst en waarom?

Van alle circuits waar ik gereden heb was Francorchamps voor mij het mooiste circuit om te rijden.

10. Eind 1980 verdwenen er veel stratencircuits van de kalender. Was dat een goede zet van de KNMV (Jos Vaassen) of was het erg overdreven?

Het stoppen met stratencircuits was absoluut nodig. Wij dachten dat we snel gingen. Toen had de 500cc ongeveer 125 pk en een 350 had 85 pk. Nu heeft een 600 cc al 145 pk en een 1000cc 200 +. Uiteraard zijn de banden en vering nu wel veel beter. Laat de oude motorfietsen (classics) maar hobbyen op de stratencircuits. Met 300 km op een haakse hoek aankomen dat worden altijd rem problemen.


12. De tweetakt is ook geheel van het toneel verdwenen en vervangen door de viertakt, wat vind je hier van?

In de tijd van de twee-takten deden we alles zelf. We controleerden en vervingen constant zuigers en andere onderdelen. Nu met de vier-takten is het voor kleine teams onmogelijk en onbetaalbaar geworden. Een twee-takt kon je gewoon in het rennerskwartier reviseren en dat is met de komst van de vier-takt helemaal verdwenen.

13. Na je carriere als coureur werd je monteur van Wilco Zeelenberg. Hoe is deze samenwerking tot stand gekomen?

Via Jan Huberts ben ik in 1988 begonnen als monteur voor Wilco Zeelenberg, daarna begin 1992 met Aprillia en Alberti Puig. Vervolgens 1993 en 94 weer met Wilco. Toen 2 jaar met Jarno Janssen EK wedstrijden gedaan. In 1997 Luca Boscoscuro met Honda. Daarna 3 jaar 500cc met Marcus Ober, BarryVeneman, West en nog een aantal Aussies. Toen hield het grote werk op maar was tussen tijds al wel met Raymond begonnen in Yamaha cup en later 125 cc. Met Raymond gewerkt tot en met 2013 Vanaf toen veel gezondheids problemen.

14. Wilco reed in Nederland met een productie racer en in de GP’s op een echte fabrieksmotor. Wat waren de voornaamste verschillen tussen beide fietsen?

Dat was een wereld van verschil. De NSR was tot in details perfect maar daardoor ook veel duurder en maar voor enkele rijders te verkrijgen. Dankzij Jan Huberts, die altijd veel voor elkaar kreeg beschikten Wilco over zo’n NSR. De productie racer, de RS, was veel goedkoper en minder perfect maar daar door wel voor iedereen verkrijgbaar. Het verschil in vermogen was 10 a 12 pk.

15. In Duitsland won Wilco zijn eerste en enigste GP. Hoe beleef je dat als monteur als jouw fiets (door jouw gerepareerd) wint?

Natuurlijk was ik blij maar ik ging niet echt uit mijn dak. Het monteurs leven gaat verder en je pakt na de race je spullen weer in want je moet weer naar het volgende circuit voor de volgend GP.

16. Hoe lang heb je voor het team van Jan Huberts gewerkt en wat zijn de verschillen tussen een GP team en het werken op nationaal nivo?

Bij Jan Huberts heb ik vanaf 1989 tot en met 1994 gewerkt Toen 2 jaar voor Jarno Janssen In 1987 weer voor DTC tot en met 2001. Mensen zoals Jan Huberts hebben we niet meer en dat is jammer Hij kreeg altijd veel voor elkaar bij alle merken. In Nederland waren weinig echte teams. Alleen veel hobbyisten maar er was wel altijd een goede strijd en alles was eenvoudig te doen. In de GP’s werd het allemaal wat professioneler, en dus ook veel meer kosten. Er moet hard en serieuzer gewerkt worden en aan 2 takten is ook veel werk. Maar de echte monteurs met juiste instelling hadden daar geen moeite mee.

17. Later heb je ook nog gewerkt voor het team van je zoon Raymond. Hoe lang ben je in totaal in de racerij actief geweest?

Ik ben in totaal 46 jaar actief geweest in de racerij. Als coureur, als monteur en eigenlijk als manusje van alles. Het was een mooie tijd, een soort van verslaving.

18. Volg je de racerij, en dan met name de GP’s nu nog en wat vind je er van?

Mijn vrouw en ik volgen alles van GP tot SBK, Spaanse wedstrijden en ook de F1. We genieten van alle klassen Maar ik heb wel het idee dat het onbetaalbaar wordt. Zeker voor ons land.

19. Wat is je hoogte en dieptepunt geweest in al die jaren in de racerij?

Mijn mooiste moment Ben, dat is moeilijk te zeggen. In Assen en BRNO een zesde plaats in de 350 cc daar kon ik erg van genieten. Of als we weer een goed resultaat hadden met Wilco Zeelenberg, Alberto Puig, West of Luca Boscoscuro dan was dat natuurlijk genieten. Mijn dieptepunt in de racerij was toen mijn zoon Raymond voor een Nederlands team GP’s zou gaan rijden. Van alle gemaakte afspraken kwam weinig of niets terecht en de Chef monteur was eigenlijk niet geschikt om jonge Nederlandse rijders te stimuleren en te begeleiden. Aan het eind van het seizoen was Raymond compleet op en gooide de handdoek in de ring.

20. En tot slot: Wat doet Mar tegenwoordig?

Door gezondheidsproblemen ben ik helaas al meerdere jaren niet meer werkzaam.


Mar, hartelijk dank voor dit interview.


Met vriendelijke groet,

Ben Looijen

 

Bazzer.nl


Met dank aan Hero Drent en Jan Frijters voor het mogen gebruiken van de foto's